GEIT OP DE VOORGROND

 

Sikkie
Eindelijk was het dan zover, tweede paasdag 1985, de geit kon komen. Een kennis van ons had haar al begin 1984 voor ons gekocht. Wij hadden echter geen tijd gehad om ons voor te bereiden op haar komst.
Hij had haar Sikkie genoemd.


Onze schuur ongeveer zes bij vier meter, bestaat uit twee gedeelten en het voorste gedeelte richtten wij in als stal. Het voorstuk was dan wel ongeveer zes vierkante meter staloppervlak, en dus kleiner dan het achterste gedeelte, maar met name omdat door middel van een raampje aan de voorkant de geit ons zou kunnen zien, kozen we voor de kleine ruimte.
De stal zelf heeft een half steens muurtje en een ijzeren golfplaten dak. Niet zo gunstig bij koud weer dus, en ook daarom de kleine ruimte.
Als noodoplossing timmerden we planken tegen de muur en maakten rietmatten onder de golfplaten.
We maakten een deurtje naar buiten en tussen onze schuur en die van de buren stortten wij een plaatsje van ongeveer zestien vierkante meter beton.
Het gedeelte van onze tuin welke eerst moestuin was, toverden we om in een weitje van ongeveer 110 vierkante meter, omheind met palen om de drie meter en met schapengaas van 1.20 meter hoog.

Sikkie kon komen. Ze was drachtig en volgens haar oude baas kon het elk ogenblik gebeuren, maar wat hadden wij Sikkie toch aangedaan.
Ze wilde geen hap eten en stond maar wat alleen te treuren in een hoekje. Sikkie was gewend geweest om samen met een paard op stal te staan en had veel aandacht gehad van een zeer zorgzame baas.
Bovendien was Sikkie gewend om vrij en los rond te lopen. Ze ging bijvoorbeeld vaak mee wandelen met het paard langs de dijk.
Bij ons moest ze zich aanpassen aan totaal 22 vierkante meter binnen- en buitenruimte. Zou alles nu wel goed komen met haar en haar jongen?
Het enige wat ze op een gegeven moment wilde eten was graan, appelen en brood. Krachtvoer, hooi en dergelijke at ze niet.
Wij hebben toen heel wat uurtjes doorgebracht in de stal.

Negentien dagen na haar komst was het zover. Ineke was drie uur daarvoor nog wezen kijken. De buurman kwam haar wekken om half acht, toen alles al gebeurd was. Ik was op mijn werk helaas, zodat wij beiden niets hebben mogen meemaken van de geboorte.
Ze kreeg een bokje en een geitje die we Teun en Primo noemden. Hoe we de jongen zouden grootbrengen en hoe we zouden omgaan met de melkproductie was afhankelijk van ons werk. Wij werken namelijk beiden onregelmatig met nacht- en slaapdiensten. Een vast tijdstip om te melken hadden wij dus niet.
We besloten dan ook om de jongen voor eerst bij de moeder te laten.
Primo op de uitkijk
Het opgroeien van de jongen verliep volgens ons zonder problemen.
Van lieverlee gingen ze, buiten de melk die ze dronken, ook knabbelen aan hooi, brood en krachtvoer en we hadden gelezen dat dit zo hoorde.
Onzeker waren we op de momenten dat de buren zeiden (die hebben koeien) dat de geit een te gespannen uier had. Dat had te maken met het tijdstip dat de jongen al dan niet dronken, kwamen we achter.
Ook kreeg Sikkie soms een ongelijke uier en dat had dan te maken met het feit dat Teun meer dronk dan Primo. Ze dronken namelijk altijd aan dezelfde kant.
Soms deden wij dan wat bijmelken, maar dat lukte nooit echt goed.
Ondertussen waren we lid geworden van de geitenfokvereniging en op een dag kwam iemand bij ons kijken. Hij was zeer enthousiast over de geit en haar jongen en stelde direkt voor om te ze laten keuren (met uitzondering van de bok).
Ons leek het een goed idee om de geiten in ieder geval te laten registreren en wij waren natuurlijk ook wel gevleid met de positieve waardering voor de geiten.
Wij hoefden echter geen supergeit met een onmogelijk grote uier, veel melk en een labeltje in het oor. Moeten wij dan wel perse naar zo’n keuring?
Het was in het belang van een goed en geregistreerd ras ons inziens dat we besloten toch onze geiten te laten inschrijven voor de keuring.
We borstelden ze regelmatig, zoals we dat gelezen hadden dat dat hoorde, en het was dan ook knap vervelend toen ze op een gegeven moment tegen de trekker aan waren gelopen die ik toen net gekocht had. Ze zaten onder de smeer. Het waren zwartbonte in plaats van witte geiten geworden.
Twee dagen voor de keuring moesten wij afbellen. We hadden een onverwachts grote verbouwing en dus geen tijd om te gaan.
Jammer? We weten het nu nog niet.

Het weitje bleek geen lust voor onze geiten, misschien omdat er pas eenjarig en nogal saai weidegras op stond. Ze aten alleen de toppen uit het gras wat al langer aan de kasten had gestaan en keken niet eens naar het verse jonge gras, dat toen behoorlijk goed wilde groeien.
Om de dag zeisden we gras bij ons in de buurt of aan de dijk langs de Waal. Daar zaten veel kruiden in en ze waren er gek op.
Ook gaven we regelmatig snoeihout, bijvoorbeeld vlier (weinig), cornus en wilg.
’s Morgens kregen ze ongeveer een halve kilo A-brokken en ’s avonds een heel brood en natuurlijk hooi.

De bok moest weg. Het was toen augustus. We hoopten een geschikt adres voor hem te vinden want we waren erg aan hem gehecht. Teun was veel aanhaliger dan Primo, en achteraf hadden wij hem ook nooit een naam moeten geven.
We belden kinderboerderijen en zetten advertenties, maar helaas de enige die naar Teun kwam kijken was een koopman die natuurlijk verzekerde dat hij niet zou worden geslacht, maar ondertussen wel lekker in zijn vlees kneep.
Het kostte ons dan ook wel moeite om Teun zelf naar de slager te brengen. Dat leek ons het beste, want die zou weten wat er allemaal nog met Teun gezeuld zou worden. Het was voor ons eigenlijk net zo erg als dat je met bijvoorbeeld een hond naar de slager zou gaan.
Ik heb wat vlees verkocht, en van de dertien kilo hield ik zelf twee kilo. Ineke wilde het niet eten. Ik had er achteraf spijt van, want het vlees was echt heel lekker.

Het leed was nog niet geleden of wat zagen wij de volgende dag … een geit met een stampvolle uier en dat maakte toch wel weer iets goed.
Tweeënhalve liter melk in een uur. Eerst de ene kant uit en dan de andere.
Toch zaten we nog steeds met het probleem van onze onregelmatige diensten.
Om in ieder geval toch eenmaal per dag te kunnen melken, besloten we zoveel mogelijk om en om te gaan werken. Het kleine geitje Primo zou dan de rest wel opdrinken en dat lukte prima.
Elke dag gemiddeld anderhalve liter melk en in steeds minder tijd, totdat we het zelfs met twee handen konden in tien minuten.

Toen we over moesten gaan op het wintervoer, wilde Primo niets meer weten van het hooi en ging steeds meer drinken. Een paar weken heb ik haar toen apart gezet. In de eerste instantie probeerde Primo nog door de spijlen van het hek bij moeders uier te komen, maar op een dag stopte dat vanzelf.
In het voorjaar hadden wij verschillende malen gras gezeisd langs de Waaldijk en bij ons in de buurt. Dat droogde wij dan op ons schuurdak. Dat was een idee van een Joegoslavische kenner.
Verder droogden wij takken, onder andere wilg, meidoorn, cornus, vlier en lijsterbes.
In het najaar wilden wij daar mee doorgaan, maar het bleek veel te nat, bovendien aten ze het najaarsgras maar voor de helft op.
Via onze buren konden we voor niets aan knolraap komen en goedkoop aan luzerne brokjes.
Van het land haalde wij de overgebleven voederbieten na de oogst. Dat is nu onze wintervoorraad.
Van ons werk kunnen wij verder aan veel groente-afval en brood komen.
Eenmaal in de tweeënhalve maand kopen we er een zak A-brokken bij.
Het voerschema voor Sikkie en Primo ziet er dan als volgt uit: ’s morgens ongeveer 400 gram luzerne brokjes met ongeveer 300 gram A-brokken en hooi en takken. De wilgentakken eten ze het liefst, de meidoorn het minst graag.
Na het melken geven wij ze altijd een handjevol graan. Daar zijn ze echt gek op.
’s Avonds krijgen ze bieten en/of groente-afval en brood. Voederbieten verkiezen ze voor knolraap. Beide krijgen ze niet meer dan een half brood.
We melken Sikkie nog steeds een keer per dag en ze geeft ons dan anderhalve liter melk.
Moeder en dochter

30 december zijn Sikkie en Primo gedekt. Primo was ruim acht maanden en over het laten dekken van jonge geiten hadden wij verschillende voor- en nadelen gelezen.
De doorslag gaf het vet groeien als ze niet gedekt zou worden.

Het was voor ons het eerste kontakt met iemand die geiten hield en zowel de geiten als wij hadden daar veel plezier aan.
De geur van bok Bart was nog dagen in de stal en in de niet gewassen kleding aanwezig.
Dick van Leeuwen, Geldermalsen
"Geitenhouderij", februari 1986

 

WWW.WITTEGEITEN.ORG